Techniek van de verschillende onderdelen van Woldzigt
Download hier de folder over hoe Woldzigt werkt (PDF 398kb)
Olieslaan:
Lijnolie wordt geslagen uit het zaad van de vlasplant. Deze kleine gladde zaadjes worden eerst geplet, daarna worden ze tot meel fijn gewreven onder de grote kantstenen in de oliemolen.
Deze kantstenen lopen over een ligger van gietijzer. De stenen, de ligger en het doodbed daaronder heten samen: de kollergang. Deze kantstenen hebben een diameter van 180 cm en wegen ongeveer 3400 kg per stuk.
Na ongeveer twintig minuten laat de olieslager een strijker neer en trekt een schuif in de ligger open. De molen strijkt zo het lijnzaad in een grote houten bak.
Daarna plaatst de olieknecht deze bak naast het vuister, een van baksteen gemetseld fornuis. Het vuister verwarmt het lijnmeel, zodat er later gemakkelijker olie uit geslagen kan worden. De olieslager zet het roermes in het werk en doet drie emmertjes lijnmeel op het vuister. De molen drijft het roermes aan, die er voor zorgt dat het lijnmeel niet aanbrandt.
De olieslager voelt regelmatig aan het voorslagmeel. Als het lijnmeel warm genoeg is, gaat het in twee bulen, dit zijn wollen zakken. Daarna wordt de olie eruit geslagen: De olieslager haalt de bulen van de haakjes aan vuister en vouwt ze in de haren. Dit zijn stevige leren omslagen, waar oorspronkelijk de voering van paardenhaar gemaakt was, vandaar de naam haren.
De olieslager zet de beide haren rechtstandig in de perskamers en zet een hei in het werk.
Deze slaghei slaat een wig in de slagbank.
Die gaat, via het laadgoed, houten blokken en metalen jaagijzers, enorm hard tegen de beide pakketten lijnmeel duwen. Door zijwaartse druk wordt de olie uit de beide haren geperst en opgevangen in twee bekkens. Vroeger liep de olie via een buizenstelsel in enorme oliekelders. Nu wordt het via de eerdergenoemde bekkens in emmertjes opgevangen.
Nadat de goudgele olie uit de haren is gevloeid, wordt de slaghei geschort (uit het werk gezet) en zet de olieslager de loshei in het werk.
Deze loshei slaat enkele malen op de losbeitel. Na enkele slagen schiet de wig los en kunnen de haren uit de slagbank gehaald worden. De olieslager vouwt de haren open en haalt de buul eruit.
Op een strooptafel (de kaak) wordt de wollen zak, de buul eraf gehaald, waardoor de kersverse voorslagkoek tevoorschijn komt.
Deze voorslagkoeken worden vervolgens stuk geslagen in “appelpotten” of stamperpotten.
De olieslager schept het gestampte meel uit de appelpot, zeeft het en verwarmt het opnieuw op het vuister.
In een ander gedeelte van de molen (het naslag) wordt het verwarmde naslagmeel in kleinere bulen en haren gedaan, zo wordt de laatste olie eruit geslagen.
Naslaan
Dit naslaan is een precies werkje. Vroeger deed de meesterknecht dit.
Na 48 slagen gaat er een belletje: de optimale hoeveelheid olie is uit het lijnzaad geslagen en er blijft een veekoek/ lijnkoek over. Deze lijnkoeken waren vroeger een erg belangrijk product van de oliemolen.
Als de molen te snel gaat, vallen de heien niet meer op een goede manier op de wig die de olie uit de bulen en haren (die pakketjes met warm lijnmeel) slaat.
Dan moet er gezwicht (zeil teruggenomen) worden.
De heien worden opgetild door spaken, uitsteeksel in de wentelas, maar vallen door hun eigen gewicht neer. Als een hei alweer opgetild wordt als die nog niet goed neergevallen is op de wig wordt de kracht van de molen niet goed benut. Er is zelfs een grote kans dat een of meer spaken of de uitsteeksels aan de heien bij te snel draaien van de molen zullen breken.
De wentelas, een enorme as, die van voren naar achteren door de molen loopt, wordt aangedreven via het wentelwiel en telt steeds twee (voor de heien) of drie (voor de stampers boven de appelpotten) spaken.
Terug naar boven.
Meel malen
Op de verdieping ter hoogte van de omloop van de molen wordt regelmatig meel gemalen. Een verdieping hoger, op de steenzolder ligt een koppel vrij grote, 17er, maalstenen.
Terug naar boven.
Molengegevens
De wieken
De lengte van de roeden (de stalen balk die de twee tegenover elkaar wieken vormt) van Woldzigt is 70 Groninger voet, dat is ongeveer 22½ meter. De twee roeden steken door een blauwe askop en vormen zo het wiekenkruis.
De as is van gietijzer en niet oorspronkelijk (op de as staat het jaartal 1914). Ooit had Woldzigt een houten as.
Na een restauratie is het toen aanwezige zelfzwichting (systeem met klepjes in de wieken, die vanzelf een stukje open gaan als de molen te snel gaat draaien) terug gerestaureerd naar een zogenaamde “Oudhollandse tuigage” (wieken met een houten hekwerk waar het molenzeil voor wordt gespannen).
De koningsspil
Uniek aan Woldzigt is de gesplitste koningsspil, dit is gedaan om zowel koren te kunnen malen als olie te kunnen slaan.
In tegenstelling tot andere oliemolens wordt molen Woldzigt helemaal stilgezet voordat het oliewerk in het werk gezet wordt. Ook is het mogelijk de wentelas uit het werk te zetten.
Het splitsen van de koningspil kan ook te maken hebben gehad met de komst van de stoommachine in 1908.
Meer technische gegevens van Woldzigt
De stelling is tien meter hoog.
Woldzigt heeft een kammenluiwerk;
een vlaamse vang, (nu met vijf, maar tot december 2007, met zes vangstukken).
Het kruiwerk is een voeghouten kruiwerk. Dit betekent dat de kap op enorme houten balken, die deze kap dragen, over een kruiring schuift.
Overbrengingen in de molen
De overbrengingen zijn als volgt;
Maalsteen :
Bovenwiel / bonkelaar = 72 : 48 = 1,5 x
Spoorwiel / steenrondsel 103 : 24 = 4,29 x
Totale verhouding is dus 1,5 x 4,29
1 omw. wieken = 6,4 omw. maalsteen
Kollergang:
Bovenwiel / bonkelaar = 72 : 48 = 1,5 x
Spoorwiel / spilrondsel olie boven = 103 : 26 = 3,96 x
spilrondsel olie beneden / onderspoorwiel = 27 : 103 = 0,26 x
lantaarn wiel / steenwiel = 16 : 104 = 0,15
Totale verhouding = 1,5 x 3,96 x 0,26 x 0,15 = 0,24 maal
1 omw. wieken = 0,24 omw. kollergang
Wentelas:
Bovenwiel / bonkelaar = 72 : 48 = 1,5 x
Spoorwiel / spilrondsel olie boven = 103 : 26 = 3,96 x
spilrondsel olie beneden / onderspoorwiel = 27 : 103 = 0,26 x
onderbonkelaar / wentelwiel = 32 : 72 = 0,44 x
Totale verhouding = 1,5 x 3,96 x 0,26 x 0,44 = 0,68 maal
1 omw. wieken = 0,68 omw. Wentelas
De berekening voor tandwiel verhoudingen is als volgt :
z1 x n1 = z2 x n2
z1 = aantal tanden 1e wiel
n1 = aantal omwentelingen 1e wiel
z2 = aantal tanden 2e wiel
n2 = aantal omwentelingen 2e wiel
voorbeeld :
aantal omwentelingen spoorwiel = (72 x 1) : 48 = 1,5
Terug naar boven.